holen
Nederlands
Woordafbreking
- ho·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
holen |
hoolde |
gehoold |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
holen
- overgankelijk (golfsport) (mbt. de putt) maken, scoren
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- holenbeer, holenbroeders, holenduif, holengebroed, holenkunde, holenkundig, holenkunst
Gangbaarheid
- Het woord holen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'holen' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
Duits
Uitspraak
- IPA: /'hoːlən/
Woordafbreking
- ho·len
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
holen /'hoːlən/ |
holte /'hoːltə/ |
geholt /gə'hoːlt/ |
zwak | volledig |
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /ɦɔlɛn/
Woordafbreking
- ho·len
Werkwoord
holen
- mannelijk enkelvoud passief deelwoord van het imperfectieve werkwoord holit
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.