hofje
![](../I/m/Pelstergasthuis1.jpg)
Het Groninger Pelstergasthuis, een hofje.
Nederlands
Woordafbreking
- hof·je
Woordherkomst en -opbouw
- Verkleinwoord van hof.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | - |
verkleinwoord | hofje | hofjes |
Zelfstandig naamwoord
hofje o dim. tant.
- een deels besloten leefgemeenschap bedoeld voor behoeftigen, meestal bestaande uit een aantal huisjes rond een parkje
- Het stichten van hofjes was in vroeger eeuwen deel van de armenzorg.
- een omheinde ruimte bedoeld om in te tuinieren
Vertalingen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
1.
|
Gangbaarheid
- Het woord hofje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'hofje' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.