historiek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  historiek    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɪstoˈrik/
Woordafbreking
  • his·to·riek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord historiek historieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

historiek v / m (vroeger: o )

  1. voorafgaande geschiedenis, (beschrijving van) de eerdere ontwikkeling
    • Mijn taak bestond erin de terminologische spraakverwarring rond begrippen als culturele autonomie en federalisme te verhelderen, opzoekingen te doen en verduidelijkingen te geven over de historiek van de communautaire kwestie. [2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord historiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
80 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.