heupgewricht
Nederlands
![](../I/m/Pelvis.svg.png)
9. Heupgewricht
Woordafbreking
- heup·ge·wricht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van heup en gewricht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heupgewricht | heupgewrichten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
heupgewricht o [1]
- (anatomie) het gewricht tussen het dijbeen en het heupbeen, articulus coxae
- Artrose: Vaak gaat het om liet kniegewricht (gonartrose), heupgewricht (coxartrose) of wervels (spondylose). Ook aan de vingers komt artrose vaak voor, met name aan de eindkootjes.[2]
- Aan de buitenkant van het heupbeen zit de kom voor het heupgewricht op de plaats waar het darmbeen, het schaambeen en het zitbeen met elkaar vergroeid zijn. In deze kom past de kop van het dijbeen. De heupkom heet ook wel acetabulum. [3]
Synoniemen
- dijgewricht
Gangbaarheid
- Het woord heupgewricht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Bocken, Paul Beknopte integrale ziekteleer 2014 ISBN 978-90-352-3469-7 pagina 298
- Kirchmann, Lise-Lotte Anatomie en fysiologie van de mens ISBN 978-90-368-1343-3 pagina 103
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.