herbouw

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • her·bouw

Werkwoord

vervoeging van
herbouwen

herbóúw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbouwen
    • Ik herbouw. 
  2. gebiedende wijs van herbouwen
    • Herbouw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van herbouwen
    • Herbouw je? 
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van bouw met het voorvoegsel her-
enkelvoud meervoud
naamwoord herbouw -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

hérbouw m

  1. het opnieuw opbouwen van iets
    • De herbouw van dat gebouw is nog steeds niet voltooid. 
Afgeleide begrippen
  • herbouwreserve

Gangbaarheid

  • Het woord herbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.