heit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • heit

Werkwoord

vervoeging van
heien

heit

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heien
    • Jij heit. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heien
    • Hij heit. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van heien
    • Heit! 


Fries

Zelfstandig naamwoord

heit g

  1. vader


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • heit

Bijwoord

heit

  1. (tijdrekening) heden, vandaag
  1. «Heit will ich eppes mit eich mitdeele.»
    Vandaag wil ik je iets vertellen.
Afgeleide begrippen
Opmerkingen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.