halfnaakt
Nederlands
![](../I/m/Krijgsman_met_lans_en_schild._Rijksmuseum_SK-A-651.jpeg)
halfnaakte krijger
Woordafbreking
- half·naakt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van half en naakt
stellend | |
---|---|
onverbogen | halfnaakt |
verbogen | halfnaakte |
partitief | halfnaakts |
Bijvoeglijk naamwoord
halfnaakt [1]
- half gekleed maar ook half ontkleed
- Khadija (32), moeder van vier kinderen, maatschappelijk werkster zonder betaalde baan, draagt een donkerblauwe boerka. Alleen haar ogen zijn zichtbaar. Voor haar zou het ook als pesten voelen als ze zich niet meer zou mogen kleden als zij wil. „Ik begrijp het niet”, zegt ze. „Vrouwen mogen toch ook halfnaakt lopen? Wie doe ik er kwaad mee? Soms zou ik mensen wel willen toeschreeuwen: weet je wel hoe aardig ik ben?”[2]
Gangbaarheid
- Het woord halfnaakt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'halfnaakt' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Jannetje Koelewijn 23 november 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.