haciënda
Nederlands
Woordafbreking
- ha·ci·en·da
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘landgoed in Midden- en Zuid-Amerika’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1863 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haciënda | haciënda's |
verkleinwoord | - | - |
Gangbaarheid
- Het woord haciënda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'haciënda' herkend door:
82 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.