grof

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grof    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /χrɔf/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣrɔf/
Woordafbreking
  • grof
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘groot, ruw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen grofgrovergrofst
verbogen grovegroveregrofste
partitief grofsgrovers-

Bijvoeglijk naamwoord

grof

  1. fors.
    • Er werd grof geschut gebruikt. 
  1. ruw van makelij
    • Hij bezat alleen grof aardewerk. 
  1. onbeschaafd.
    • Hij sloeg de hele tijd grove taal uit. 
  1. buitengewoon groot of veel
    • Ik verdien grof geld sinds de start van dat project. 
Antoniemen
Hyponiemen
  • overgrof
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord grof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.