grof
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- grof
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘groot, ruw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | grof | grover | grofst |
verbogen | grove | grovere | grofste |
partitief | grofs | grovers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
grof
- fors.
- Er werd grof geschut gebruikt.
- ruw van makelij
- Hij bezat alleen grof aardewerk.
- onbeschaafd.
- Hij sloeg de hele tijd grove taal uit.
- buitengewoon groot of veel
- Ik verdien grof geld sinds de start van dat project.
Antoniemen
- [2]: fijn
Hyponiemen
- overgrof
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord grof staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grof' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.