grauwheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grauw·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grauwheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

grauwheid v

  1. het grauw, grijs, monotoon en saai zijn
    • Met zijn broer Mich zong hij elke aflevering over de grauwheid van de maandag die komen zou.[1] 
    • Twee dagen met mooie berichten uit Twekkelerveld. Het zet je aan het denken: Twekkelerveld, de wijk met het zo dorpse karakter, waar kunstenaars de grauwheid doorbreken en verstandelijke gehandicapten zorgen dat boeken gelezen (kunnen) worden, hartstikke leuk. Hoewel... Iets past er niet in het plaatje.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord grauwheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. de Standaard 9 DECEMBER 2017
  2. Tubantia 26-AUGUSTUS-2010
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.