grauwheid
Nederlands
Woordafbreking
- grauw·heid
Zelfstandig naamwoord
grauwheid v
- het grauw, grijs, monotoon en saai zijn
- Met zijn broer Mich zong hij elke aflevering over de grauwheid van de maandag die komen zou.[1]
- Twee dagen met mooie berichten uit Twekkelerveld. Het zet je aan het denken: Twekkelerveld, de wijk met het zo dorpse karakter, waar kunstenaars de grauwheid doorbreken en verstandelijke gehandicapten zorgen dat boeken gelezen (kunnen) worden, hartstikke leuk. Hoewel... Iets past er niet in het plaatje.[2]
Gangbaarheid
- Het woord grauwheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'grauwheid' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Standaard 9 DECEMBER 2017
- Tubantia 26-AUGUSTUS-2010
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.