grabbel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grabĀ·bel
enkelvoud meervoud
naamwoord grabbel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

grabbel m [1]

  1. in verschillende uitdrukkingen:
  • Iets in de grabbel gooien, werpen
  • Iets te grabbel gooien
  • Zijn geld te grabbel gooien
  • Zijn eer, goede naam, fatsoen te grabbel gooien
  • Te grabbel zijn
  • Te grabbel maken
  • zich tot een grabbel zetten

Werkwoord

vervoeging van
grabbelen

grabbel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grabbelen
    • Ik grabbel. 
  2. gebiedende wijs van grabbelen
    • Grabbel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grabbelen
    • Grabbel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord grabbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.