grabbel
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
grabbel m [1]
- in verschillende uitdrukkingen:
- Iets in de grabbel gooien, werpen
- Iets te grabbel gooien
- Zijn geld te grabbel gooien
- Zijn eer, goede naam, fatsoen te grabbel gooien
- Te grabbel zijn
- Te grabbel maken
- zich tot een grabbel zetten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
grabbelen |
grabbel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grabbelen
- Ik grabbel.
- gebiedende wijs van grabbelen
- Grabbel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van grabbelen
- Grabbel je?
Gangbaarheid
- Het woord grabbel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.