goedertierenheid
Nederlands
Woordafbreking
- goe·der·tie·ren·heid
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van goedertieren met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goedertierenheid | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
goedertierenheid v [1]
- met een intentie om een ander te helpen of te ondersteunen
- - Ronduit deprimerend is dat de meerkoeten het kansloze van de nestlocatie niet willen inzien. Voor jongen die te water gaan, is er geen weg terug; het terras ligt te hoog op het water. Een plankiertje dat ik uit goedertierenheid aanbracht werd versmaad, of niet begrepen.[2]
- - Niemand zal banken gauw prijzen wegens goedertierenheid. Zeker niet die op Cyprus. Maar van de twee grootste Cypriotische banken kan tenminste gezegd worden dat zij als enige enkele jaren geleden gehoor gaven aan de wanhopige oproep van de EU om staatsobligaties van Griekenland op te kopen, terwijl ze er al tot hun nek in zaten.[3]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord goedertierenheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'goedertierenheid' herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
59 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Arjen Ribbens 29 juni 2016
- Volkskrant PETER DE WAARD 23 maart 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.