gevoeg

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·voeg
Woordherkomst en -opbouw
  • natuurlijke behoefte [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gevoeg
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gevoeg o

  1. zijn gevoeg doen: poepen, kakken
    • 'Soms zie ik Belgen hun gevoeg doen in mijn tuin, gewoon omdat ze zouden kunnen zeggen: "Zie eens hoe vuil die vluchtelingen zijn"' [2] 
    • Maar ze stellen ook maatschappelijke zaken aan de kaak: toen Shane bijvoorbeeld in een treinstation in Londen naar het toilet wilde gaan, was de accommodatie er niet op voorzien. Er zat uiteindelijk niets anders op dan zijn gevoeg op de grond te doen (zie filmpje hieronder). [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gevoeg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
67 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.