getingel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·tin·gel
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling tingelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord getingel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

getingel o

  1. voortdurend een geluid maken dat lijkt op het klingelen van een klein klokje
    • Op schepen lijkt de heleboel op hol, steeds het getingel van de machinekamertelegraaf. [1] 
    • De historische gegevens lardeert Pilon met jeugdherinneringen van dertien bewoners en oud-bewoners van de bekendste Veenendaalse straat. Ook eigen herinneringen haalt hij aan. Zo zijn hem geluiden van weleer bijgebleven: het geloei van de koeien die vroeger achter de huizen liepen, de stoomfluiten van de fabrieken en het getingel van de fietsbellen van de fabrieksarbeiders. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord getingel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.