gestoei
Nederlands
Woordafbreking
- ge·stoei
Zelfstandig naamwoord
gestoei o [1]
- het aanhoudend speels vechten
- Op hun gelijktijdig uitgebrachte derde en vierde plaat voert hun freejazzfilosofie opnieuw de boventoon. Soms leidt dat nergens naar behalve hermetisch gestoei met klanken, maar tussen het avant-gardistische gruis gloeien net zo goed diamanten.[2]
- De fotograaf hangt een beetje rond bij de beveiligers in de witte polo, want hij weet dat daar de winnaar van de dag wordt opgevangen. En dan is midden in het gestoei hopen op een de goede timing en de emotie van de renner.[3]
Gangbaarheid
- Het woord gestoei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gestoei' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 19 JULI 2017
- Tubantia Thomas Sijtsma 12-JULI-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.