geroer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·roer
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling roeren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geroer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geroer o [1]

  1. het aanhoudend, voortdurend mengen door ergens in te roeren
    • Uiteindelijk is ook het vermoeide gevoel dat alle gebreek, gezeef en geroer in het beton oplevert, weer onderdeel van de beleving voor Wiarda. "Dat heb ik nu al als ik het veld klaar leg: een gevoel van voldoening. [2] 
    • Lekker niks geen geroer: Hij vond een rijstbouwer die geweldige rijst had en enorm veel verstand van risotto. We zagen hem ergens in de rijstvelden op een soort campinggasje een risotto bereiden. Hij bakte een uitje, deed de rijst erbij, roerde en toen: plons, alle vocht in één keer, een keertje met de pollepel en hup het deksel op de pan. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord geroer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.