gepruttel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·prut·tel
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van pruttelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gepruttel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gepruttel o [1]

  1. het geluid van iets dat zachtjes aan het koken is
    • Ik hoorde het gepruttel van de koffiemachine, rook het heerlijke koffiearoma en wist dat het dus weer pauze was. 
    • Hij creëert minimal-klanken die aanzwellen tot een dreigende storm en weer terugvallen tot fluisterzacht gepruttel. De trefzekerheid, gebracht met een duivelse grijns, werkte hypnotiserend. [2] 
  1. het zachtjes uiten van kwaadheid
    • De docent trok zich niets aan van het gepruttel van de leerlingen die vonden dat ze teveel huiswerk opgekregen hadden.  
    • Meestal gaat dat voorstel gepaard met rumoer, soms ook met geruzie, soms met alleen wat gepruttel. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gepruttel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hester Carvalho 13 januari 2017
  3. NRC Menno Tamminga 23 april 2016
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.