gepieker
Nederlands
Woordafbreking
- ge·pie·ker
Zelfstandig naamwoord
gepieker o [1]
- het aanhoudend denken over iets dat niet leuk is en waarvoor ook geen oplossing voor is
- Al dat gepieker zal je niets helpen.
- We piekeren teveel, zegt Sidi Larbi Cherkaoui in Fractus V. En dat is slecht voor ons. Daarom gaan we nog meer piekeren, over ons eigen gepieker. En dat is stom van ons. Dus uiteindelijk piekeren we omdat we piekeren omdat we piekeren. De remedie: ophouden met denken. Breken, loslaten. Dat schept ruimte en vrijheid om jezelf te worden.[2]
Gangbaarheid
- Het woord gepieker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gepieker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Francine van der Wiel 12 september 2016
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.