gemijmer
Nederlands
Woordafbreking
- ge·mij·mer
Zelfstandig naamwoord
gemijmer o [1]
- aanhoudend, rustig, niet heel doelgericht nadenken
- De woorden van een lange statige, Bouquetreeks waardige, arts maakten een einde aan mijn gemijmer: ‘Loopt u even mee mevrouw?’ De arts beende voor me uit door de gang met in zijn kielzog mevrouw ‘bovenkantje’. Kennelijk ging ik het slechte nieuws ergens in de catacomben van het ziekenhuis vernemen. [2]
- „We zijn blij met de sloep, maar stiekem kijken we naar iets anders met een kajuit”, vervolgt Max. „We zouden nog honderden routes willen varen: Friesland, de Vecht of het oosten des lands, maar we hebben geen slaapplaatsen of toilet aan boord. We hebben gemijmerd over een ONJ.” [3]
Gangbaarheid
- Het woord gemijmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gemijmer' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Telegraaf CARO 06 jan. 2016 Caro: 'U mag uw bovenkantje even vrijmaken'
- De Telegraaf DENISE HOOGLAND 05 jun. 2016 Vakantie op grachten
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.