gemijmer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·mij·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling mijmeren met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gemijmer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gemijmer o [1]

  1. aanhoudend, rustig, niet heel doelgericht nadenken
    • De woorden van een lange statige, Bouquetreeks waardige, arts maakten een einde aan mijn gemijmer: ‘Loopt u even mee mevrouw?’ De arts beende voor me uit door de gang met in zijn kielzog mevrouw ‘bovenkantje’. Kennelijk ging ik het slechte nieuws ergens in de catacomben van het ziekenhuis vernemen. [2] 
    • „We zijn blij met de sloep, maar stiekem kijken we naar iets anders met een kajuit”, vervolgt Max. „We zouden nog honderden routes willen varen: Friesland, de Vecht of het oosten des lands, maar we hebben geen slaapplaatsen of toilet aan boord. We hebben gemijmerd over een ONJ.” [3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gemijmer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf CARO 06 jan. 2016 Caro: 'U mag uw bovenkantje even vrijmaken'
  3. De Telegraaf DENISE HOOGLAND 05 jun. 2016 Vakantie op grachten
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.