gekweel

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·kweel
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling kwelen met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord gekweel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gekweel o [1]

  1. (pejoratief) zingen dat lijkt op het lieflijke gezang van vogels
    • Toch blijft muziek een kwestie van smaak. Er zijn ook veel tegenstanders (37 procent) van Nederlandstalige muziek. „Die volksmuziek is niet om aan te horen”, foetert een opposant. Een ander valt bij: „Vreselijk en vooral Roelvink, Hazes en Bauer. Wordt niet lekker van dat gekweel. Zingen kunnen ze niet.” [2] 
  1. (pejoratief) al te liefliek over iemand praten
    • Iemand die verliefd is, vindt het moeilijk om ergens anders over te praten, zeker in het begin van de relatie. De vuistregel: na twee maanden moet het gekweel afnemen, anders mag je er best wat van zeggen. Een subtiele opmerking („Goh, volgens mij weet ik onderhand alles over je vriend. Maar hoe gaat het nou met jóu?”) volstaat meestal. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gekweel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.