geknok

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·knok
Woordherkomst en -opbouw
  • naamwoord van handeling knokken met het voorvoegsel ge-
enkelvoud meervoud
naamwoord geknok
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

geknok o

  1. het aanhoudend vechten
    • De stress, de wanorde, het geknok om de ideale positie, de zenuwachtige aanloop naar de sprint, de valpartijen; de Italiaan zei het na 2004 daadwerkelijk gemist te hebben.[1] 
    • En ja, als Liborio in een tehuis terechtkomt neemt het boek ondanks het geknok en gevoel enkele mierzoete wendingen. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord geknok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Het Parool 5 JULI 2010 Renners tonen weinig respect voor elkaar
  2. NRC Roos van Rijswijk 21 april 2017 Bravoure als in een actiefilm
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.