geiser
Nederlands
Woordafbreking
- gei·ser
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘waterverwarmingstoestel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1897 [1]
- Leenwoord uit het IJslands, in de betekenis van ‘warme springbron’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | geiser | geisers |
verkleinwoord | geisertje | geisertjes |
Zelfstandig naamwoord
geiser m
- een periodiek naar buiten spuitende bron van water en stoom.
- Op IJsland zijn er diverse geisers.
- een apparaat dat warm water kan leveren, bijvoorbeeld met gas of elektriciteit.
- De waakvlam van de geiser moet blijven branden.
Gangbaarheid
- Het woord geiser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'geiser' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.