gebruis
Nederlands
Woordafbreking
- geĀ·bruis
Zelfstandig naamwoord
gebruis o [1]
- het zeer levendig zijn
- Het contrast tussen het energieke gebruis rond het Esperidonplein en de armtierige publieke ruimte kon niet groter zijn.[2]
- het geruis van een gas vloeistof mengsel
- Aan de hoogste flanken van de bergen kleven donzige wolken, als uit elkaar gerafelde wattenproppen. Stil is de vallei niet: de Dora, vijfhonderd meter dieper, tolt gezwind naar beneden en het gebruis is tot hier hoorbaar. Een pompende ademhaling en het gekraak van de pedalen in de bochtjes komen daarbovenop.[3]
Gangbaarheid
- Het woord gebruis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'gebruis' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 21/09/2012 door Hans Brems Glyfada Beach
- de Standaard 05 MAART 2011 Tim Vanderjeugd Op twee wielen tussen berg en dal
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.