gastritis

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • gas·tri·tis
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘ontsteking van maagslijmvlies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord gastritis gastritissen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

gastritis v

  1. (medisch) maagwandontsteking
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord gastritis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.