fosfaat
Nederlands
Woordafbreking
- fos·faat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘zout van fosforzuur’ voor het eerst aangetroffen in 1883 [1]
- afgeleid van fosfor met het achtervoegsel -aat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fosfaat | fosfaten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
fosfaat o
- (scheikunde) een zout van één van de vormen van fosforzuur
- Zonder fosfaat geen landbouw, zelfs geen ecologische landbouw, want er zijn nauwelijks groeiprocessen in bacteriën, planten en dieren die geen fosformoleculen vereisen [2]
Vertalingen
1. een zout van één van de vormen van fosforzuur
|
Gangbaarheid
- Het woord fosfaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fosfaat' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.