fooi
Nederlands
Woordafbreking
- fooi
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘drinkgeld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1651 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fooi | fooien |
verkleinwoord | fooitje | fooitjes |
Zelfstandig naamwoord
fooi v/m
- een gift in de vorm van geld
- De serveerster nam de fooi van de klant aan.
Gangbaarheid
- Het woord fooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fooi' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.