florist

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flo·rist
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Latijnse woord floris (bloem) met het achtervoegsel -ist [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord florist floristen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

florist m [2]

  1. bloemist
Verwante begrippen
  • floristiek

Gangbaarheid

  • Het woord florist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Latijnse woord floris ("bloem") met het achtervoegsel -ist.
enkelvoud meervoud
florist florists

Zelfstandig naamwoord

florist

  1. bloemist
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.