fijt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fijt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ontsteking aan vinger’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1554 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fijt -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

fijt m / v / o [3]

  1. (medisch) verergering van een nagelriemontsteking (paronychia) naar een ontsteking van de gehele vinger
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fijt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
46 %van de Nederlanders;
39 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.