fiat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fiat    (hulp, bestand)
  • IPA: /'fi.jɑt/
Woordafbreking
  • fi·at
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘goedkeuring’ voor het eerst aangetroffen in 1630 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord fiat fiats
verkleinwoord fiatje fiatjes

Zelfstandig naamwoord

fiat o [3]

  1. toestemming, goedkeuring
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord fiat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Latijn

Werkwoord

vervoeging van
fĭerī

fĭat

  1. actief conjunctief praesens, derde persoon enkelvoud van fĭerī
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.