fatalisme
Nederlands
Woordafbreking
- fa·ta·lis·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘geloof in noodlot’ voor het eerst aangetroffen in 1800 [1]
- afgeleid van fataal met het achtervoegsel -isme[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fatalisme | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
fatalisme o
Gangbaarheid
- Het woord fatalisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'fatalisme' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.