falanx
Nederlands
Woordafbreking
- fa·lanx
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘slagorde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | falanx | falanxn |
verkleinwoord | falanxje | falanxjes |
Zelfstandig naamwoord
falanx v / m [3]
- (historisch) rechthoekige gesloten formatie van zware infanterie, veel gebruikt door de Grieken in de klassieke oudheid
- (militair) opstelling van een leger, slagorde
- (anatomie) kootje van vinger of teen
Gangbaarheid
- Het woord falanx staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'falanx' herkend door:
41 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.