exposant

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ex·po·sant
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘die tentoonstelt’ voor het eerst aangetroffen in 1875 [1]
  • Naamwoord van handeling van exposeren met het achtervoegsel -ant [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord exposant exposanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

exposant m [3]

  1. iemand die exposeert, een deelnemer aan een tentoonstelling

Gangbaarheid

  • Het woord exposant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Werkwoord

exposant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van exposer
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.