exitpoll
Nederlands
Woordafbreking
- exit·poll
Zelfstandig naamwoord
exitpoll m
- een peiling van het stemgedrag van de kiezers tijdens de dag van de verkiezingen zelf, mensen die hebben gestemd wordt bij de uitgang van het stembureau gevraagd voor wie ze hebben gestemd
- Volgens de exitpolls kreeg Moon Jae-in 41,4 procent van de stemmen. De sociaal-liberaal wil samenwerken met Noord-Korea en hogere belastingen heffen voor de rijken.[2]
- 'Wij houden van Oranje om zijn daden en zijn doen!' Het resultaat van de exitpoll was nog geen kwartier bekend of Peter Altmaier, kabinetschef van de Duitse kanselier Angela Merkel, juichte in een tweet als een voetbalsupporter. Zijn extase was on-Duits. Het gaf aan hoezeer Berlijn in de rats zat over de Nederlandse verkiezingsuitslag. Bij het allereerste teken dat Wilders het had afgelegd tegen Rutte volgde de ontlading. Het werd het startsein voor een wave onder de Europese leiders. [3]
Gangbaarheid
- Het woord exitpoll staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'exitpoll' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- exitpoll op website: Etymologiebank.nl
- NRC Casper van der Veen 9 mei 2017
- Volkskrant Arie Elshout Peter Giesen 17 maart 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.