escaleren
Nederlands
Woordafbreking
- es·ca·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘steeds ernstiger worden’ voor het eerst aangetroffen in 1969 [1]
- neologisme van Engels escalate met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
escaleren |
escaleerde |
geëscaleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
escaleren [3]
- ergatief stapsgewijs toenemen in omvang, intensiteit, uit de hand lopen
- Ze stellen zich terughoudend op om te voorkomen dat de zaak escaleert.
- Men verwacht niet dat het grensconflict escaleert tot een totale oorlog.
Vertalingen
1. stapsgewijs toenemen in omvang, intensiteit
Gangbaarheid
- Het woord escaleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'escaleren' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.