ebben
Nederlands
Woordafbreking
- eb·ben
Zelfstandig naamwoord
ebben o
- het zwarte en zware hout van een ebbenboom, behorende tot één uit een aantal tropische soorten uit het geslacht Diospyros
(familie Ebenaceae )
- Het gebruik van ebben is vanwege de kostbaarheid van het hout erg beperkt.
Bijvoeglijk naamwoord
ebben
- vervaardigd van ebbenhout
- We hebben van oma een ebben olifantje geërfd.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ebben |
ebde |
geëbd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
ebben
- onpersoonlijk geleidelijk wegvloeien, met name onder invloed van de getijden
- Hij had niet in gaten dat het al enige tijd ebde en kwam daardoor vast te zitten in de modder.
Gangbaarheid
- Het woord ebben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ebben' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.