ebben

Ebbenhout

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eb·ben
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van eb met het achtervoegsel -en
enkelvoud meervoud
naamwoord ebben -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

ebben o

  1. het zwarte en zware hout van een ebbenboom, behorende tot één uit een aantal tropische soorten uit het geslacht Diospyros (familie Ebenaceae )
    • Het gebruik van ebben is vanwege de kostbaarheid van het hout erg beperkt. 
Synoniemen
Vertalingen
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen ebben

Bijvoeglijk naamwoord

ebben

  1. vervaardigd van ebbenhout
    • We hebben van oma een ebben olifantje geërfd. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ebben
ebde
geëbd
zwak -d volledig

Werkwoord

ebben

  1. onpersoonlijk geleidelijk wegvloeien, met name onder invloed van de getijden
    • Hij had niet in gaten dat het al enige tijd ebde en kwam daardoor vast te zitten in de modder. 

Gangbaarheid

  • Het woord ebben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.