durf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • durf
enkelvoud meervoud
naamwoord durf -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

durf m

  1. het vermogen om moed te tonen
    • Heb jij de durf om het anders te doen. 
  1. iets kunnen doen wat nuttig is maar ook gevaarlijk
    • Hij had de durf om tegen zijn baas te zeggen dat het werk te zwaar en te gevaarlijk is. 

Werkwoord

vervoeging van
durven

durf

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van durven
    • Ik durf. 
  2. gebiedende wijs van durven
    • Durf! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van durven
    • Durf je? 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord durf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.