durf
Nederlands
Zelfstandig naamwoord
durf m
- het vermogen om moed te tonen
- Heb jij de durf om het anders te doen.
- iets kunnen doen wat nuttig is maar ook gevaarlijk
- Hij had de durf om tegen zijn baas te zeggen dat het werk te zwaar en te gevaarlijk is.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
durven |
durf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van durven
- Ik durf.
- gebiedende wijs van durven
- Durf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van durven
- Durf je?
Vertalingen
1. het vermogen om moed te tonen
Gangbaarheid
- Het woord durf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'durf' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.