dummy
Nederlands
Woordafbreking
- dum·my
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘model van uitvoering, pop’ voor het eerst aangetroffen in 1931 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dummy | dummy's |
verkleinwoord | dummy'tje | dummy'tjes |
Zelfstandig naamwoord
dummy m [3]
- nabootsing van een bepaald voorwerp, iets dat er op moet lijken
- ledenpop
- blinde in het kaartspel
- sufferd, domkop
- wij hebben niets aan het boek 'Windows voor dummies'
Gangbaarheid
- Het woord dummy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dummy' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.