drieën

Niet te verwarren met: driën

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drie·en

Zelfstandig naamwoord

drieën mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord drie
    • Hij had een koning, twee drieën en een vier. 

Zelfstandig naamwoord

drieën

  1. datief van drie: bij tijdsaanduidingen na voorzetsels
    • Het was even na drieën. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • Zijn waren met zijn drieën.
Zij waren drie in getal.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.