driehonderdentwintig

Nederlands

0320
driehonderdentwintig,
op een abacus
Uitspraak
Woordafbreking
  • drie·hon·derd·en·twin·tig
Woordherkomst en -opbouw

Hoofdtelwoord

driehonderdentwintig

  1. "320", langere vorm van driehonderdtwintig, driehonderd plus twintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft driehonderdentwintig euro en vijftig cent opgebracht. 
    1. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot driehonderdentwintig. 
Synoniemen
  • driehonderdtwintig (deze kortere vorm is de gangbare vorm, het langere "driehonderdentwintig" wordt zelden gebruikt)[1][2]
Afgeleide begrippen

rangtelwoord

  • driehonderdentwintigste

hooftelwoord samengesteld met "driehonderdentwintig" ht als linkerdeel

  • driehonderdentwintigduizend

Gangbaarheid

  • Het woord 'driehonderdentwintig' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.