drab
Nederlands
Woordafbreking
- drab
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘droesem’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | drab | |
verkleinwoord | drabje | drabjes |
Zelfstandig naamwoord
drab v/m/o
- vaste deeltjes als vervuiling in een vloeistof
- Onder in de wijnfles zit nog wat drab.
Gangbaarheid
- Het woord drab staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'drab' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈdʁɑˀb/
Woordafbreking
- drab
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse woord dráp.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | drab | drabet | drab | drabene |
genitief | drabs | drabets | drabs | drabenes |
Afgeleide begrippen
- drabsmand
- manddrab
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.