domper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dom·per
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kapje om vlam te doven’ voor het eerst aangetroffen in 1691 [1]
  • Naamwoord van handeling van dompen (uitdoven) met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord domper dompers
verkleinwoord dompertje dompertjes

Zelfstandig naamwoord

domper m

  1. teleurstelling, iets dat de vreugde uitdooft
    • De zilveren medaille op de 200 meter hardlopen tijdens de Olympische Spelen was een domper op het geluk van Daphne Schippers. 
  1. voorwerp om iets mee uit te doven
Synoniemen
Hyponiemen
  • kaarsendomper

Gangbaarheid

  • Het woord domper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.