dommen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  dommen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔmə(n)/
Woordafbreking
  • dom·men

Zelfstandig naamwoord

dommen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord domme "onintelligent persoon"
    • Niemand moet zichzelf boven een ander prijzen, want zoiets doen alleen dommen en onwijzen. [1]

Zelfstandig naamwoord

dommen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord dom "soort dak"
    • De roze zonsopgang, de zee van morgenrood, die wij achter de nog verdoezelde, in mist verzonkene, blanke dommen en huizen zagen (…) [2]
Verwante begrippen
Opmerkingen

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.