dokteren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dok·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van dokter met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dokteren
dokterde
gedokterd
zwak -d volledig

Werkwoord

dokteren [1]

  1. onovergankelijk de geneeskunst uitoefenen
  2. (figuurlijk) sleutelen aan, proberen te verbeteren
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord dokteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.