doezel
Nederlands
Woordafbreking
- doe·zel
Zelfstandig naamwoord
- voorwerp om krijt of een dergelijke kleurstof op tekeningen uit te wrijven
- dutje
Werkwoord
vervoeging van |
---|
doezelen |
doezel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doezelen
- Ik doezel.
- gebiedende wijs van doezelen
- Doezel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van doezelen
- Doezel je?
Gangbaarheid
- Het woord doezel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'doezel' herkend door:
64 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.