doe boos
Nederlands
Woordafbreking
- doe boos
Woordherkomst en -opbouw
- uit doe (werkwoord) en boos (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan
Werkwoord
vervoeging van |
---|
boosdoen |
doe (…) boos
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boosdoen
- Ik doe boos.
- gebiedende wijs van boosdoen
- Doe boos!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boosdoen
- Doe je boos?
Gangbaarheid
- Het woord 'doe boos' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.