dobbelen
Nederlands
Woordafbreking
- dob·be·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘met dobbelstenen werpen’ voor het eerst aangetroffen in 1324 [1]
- Afgeleid van dobbel met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dobbelen |
dobbelde |
gedobbeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
dobbelen
- inergatief (spel) het spelen van een kansspel door het werpen van dobbelstenen, vaak om geld
- Er werd grof gedobbeld door de dronken mannen.
Gangbaarheid
- Het woord dobbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dobbelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.