dobbelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dob·be·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘met dobbelstenen werpen’ voor het eerst aangetroffen in 1324 [1]
  • Afgeleid van dobbel met het achtervoegsel -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dobbelen
dobbelde
gedobbeld
zwak -d volledig

Werkwoord

dobbelen

  1. inergatief (spel) het spelen van een kansspel door het werpen van dobbelstenen, vaak om geld
    • Er werd grof gedobbeld door de dronken mannen. 

Gangbaarheid

  • Het woord dobbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.