dikmakend
Nederlands
![](../I/m/Kipsate_met_friet.jpg)
lekker maar dikmakend
Woordafbreking
- dik·ma·kend
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dik bw en makend ww
stellend | |
---|---|
onverbogen | dikmakend |
verbogen | dikmakende |
partitief | dikmakends |
Bijvoeglijk naamwoord
dikmakend
- eigenschap van iets waar je dikke van wordt of waardoor je dikker lijkt
- In het rapport Wat ligt er op ons bord? schetst het RIVM de dilemma’s om te komen tot een veilig, gezond en duurzaam voedingspatroon. Daarvan zijn we nog een heel eind verwijderd. Onze huidige eetgewoonten zijn verspillend, milieubelastend, ongezond en dikmakend: de helft van de Nederlanders is te zwaar, ruim 13 procent lijdt aan obesitas.[1]
- Met een nieuw dieet of een nieuwe methode verliezen veel mensen in het begin wel een aantal kilo’s, maar de meesten zijn na een of twee jaar weer op hun oude gewicht. Dat komt doordat we leven in een dikmakende omgeving. Daar is geen kruid tegen gewassen, tenminste niet zolang we met zijn allen die omgeving niet aanpakken.”[2]
Gangbaarheid
- Het woord dikmakend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dikmakend' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 13 mrt. 2017
- de Telegraaf SOPHIE KLUIVERS 21 jan. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.