diffuus
Nederlands
Woordafbreking
- dif·fuus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verspreid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1669 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | diffuus | diffuser | diffuust |
verbogen | diffuse | diffusere | diffuuste |
partitief | diffuus | diffusers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
diffuus
- (medisch) zonder scherpe begrenzing
- Een zwelling van een speekselklier kan diffuus of gelokaliseerd zijn. Een diffuse zwelling betreft de hele klier [... [2]
- (natuurkunde) in willekeurige richtingen verstrooid
- Bij een bewolkte hemel bereikt ons alleen de diffuse component van het licht.
Vertalingen
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
Gangbaarheid
- Het woord diffuus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'diffuus' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "diffuus" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- p.p 296. Leerboek chirurgie By H A Bruining, H.A. Bruining e.a. Published by Bohn Stafleu van Loghum, 1997 ISBN 9031322067, ISBN 9789031322060
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.