deputeren
Nederlands
Woordafbreking
- de·pu·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afvaardigen’ voor het eerst aangetroffen in 1358 [1]
- afgeleid van het Franse députer (met het voorvoegsel de- en met het achtervoegsel -eren) [2], Latijn deputatus (benoemd). [3]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
deputeren |
deputeerde |
gedeputeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
deputeren
- overgankelijk afvaardigen
- Leden van de Eerste Kamer worden gedeputeerd door de provincies.
Gangbaarheid
- Het woord deputeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'deputeren' herkend door:
85 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.