denkend
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: denkend (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈdɛŋkənt/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈdɛŋkənt/
Woordafbreking
- den·kend
Werkwoord
vervoeging van |
---|
denken |
denkend
- onvoltooid deelwoord van denken
- Denkend aan Holland zie ik breede rivieren traag door oneindig laagland gaan (Marsman)
Hyponiemen
- achterdenkend, andersdenkend, breeddenkend, eensdenkend, kleindenkend, kwaaddenkend, ruimdenkend, vrijdenkend, weldenkend, zelfdenkend
Bijvoeglijk naamwoord
denkend
- kunnen denken
- De diep denkende wiskundige mocht niet gestoord worden in zijn werk.
- het hebben van een mening of gedachte
- D66-leider Alexander Pechtold haalde weer eens uit zowel naar anders denkende politici en partijen als naar coalitiegenoten.[1]
Gangbaarheid
- Het woord denkend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'denkend' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- de Telegraaf 22 jan. 2018
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.